Hoog op de gele wagen P. 200
1.
Hoog op den gelen wagen
Rijd ik door berg en dal
Lustig de kleppers draven,
Blij klinkt het hoorngeschal
Water, wouden en weiden
Stromen zo machtig en vrij
Ik kan van uw schoon haast niet scheiden )
Maar ’t gaat voorbij, voorbij ) (bis)
2.
Bassen, violen en fluiten
Zingen door dorpen blond
Vrolijke frisse kornuiten
Springe ’om de linde in ’t rond
Mee danst het blad in de winden
Zwierend en zwaaiend, joechei
Hoe graag bleef ik daar bij de linde )
Maar ’t gaat voorbij, voorbij ) (bis)
3.
Postiljon in de taveerne
Voedert de rossen in vlucht
Lachende waard komt zich weren
Reikt mij een glas in de lucht
Blondkopje achter de rozen
Schuift het gordijntje opzij
Mijn hart zou zo graag daar verpozen )
Maar ’t gaat voorbij, voorbij ) (bis)
4.
Eens snelt voorbij mijn wagen
Duistere schim leidt mijn reis
Klinkende horens versagen
Neven de zweep staat de zeis
Vrienden van liefde en leven
Vangt er mijn laatste groet
Hoe graag was ik bij u gebleven )
Maar 't gaat voorbij, voorgoed ) (bis)