Jutho vooruit P. 426
1.
Jutho, vooruit en dapper, Jutho, mijn paard
Mijn harte draaft nog rapper te strijdewaart
Te Kortrijk in de beemden wordt 't pleit beslecht
Daar gaapt een graf voor vreemden of voor ons recht
2.
't Was Willem, die uit 't klooster kwam van ter Doest
Een vrome zieletrooster, die strijden moest
Hij droeg op priesterkleren het pantser zwaar
Om 't Vaderland te weren uit groot gevaar
3.
Harop! De zwaarden sidd'ren, daar valt het hoofd
Van Robrecht, 't hoofd der ridd'ren, God zij geloofd
Nu met gerust geweten naar 't klooster weer
Is niet mijn plicht gekweten naar recht en eer?
4.
En toen uit elke toren de zege klonk
De slag der Gulden Sporen de vrijheid schonk
Toen bad in 't stille duister van 't kloostergraf
De held die roem en luister aan Vlaand'ren gaf