Kempenland P. 422
1.
Kempenland, aan de Dietsche kroon
Wonderfrisse perel;
Kempenland, welig zoete woon
Van den koenen kerel.
Op de heide gloort de zon
Ons zoo stralend tegen,
Of uit frisse hemelbron
Ruist zo vro de regen.
R.
Op de heide waait de wind )
Vrij van haag en heg ) (bis)
Op de heide waait de wind )
Alle zorgen weg ) (bis)
2.
Kempenland, aan de Dietsche kroon
Wonderfrisse perel;
Kempenland, welig zoete woon
Van den koenen kerel.
Op de heide staat een huis
Rondom in het loover,
Wolken blank of grauw als gruis
Trekken traag daarover.
3.
Kempenland, aan de Dietsche kroon
Wonderfrisse perel;
Kempenland, welig zoete woon
Van den koenen kerel.
Op de heide, zoete meid,
Hebt ge mij verkoren,
Bij de gagel, voor altijd,
Mij uw trouw gezworen.
4.
Kempenland, aan de Dietsche kroon
Wonderfrisse perel;
Kempenland, welig zoete woon
Van den koenen kerel.
Kempisch volk, zoo vroom en blij,
Schoon van ziel en lijve,
Harde tijden gaan voorbij,
Maar een volk moet blijven.