Klokke Roeland P. 386
1.
Boven Gent rijst, eenzaam en grijs,
’t Oud Belfort, zinbeeld van ’t verleden.
Somber en groots, steeds stom en doods,
Treurt d’oude reus op ’t Gent van heden
Maar soms hij rilt en eensklaps gilt
Zijn bronzen stemme door de stede.
Trilt in uw graf, trilt Gentse helden,
Gij, Jan Hyoens, gij Artevelden,
Mijn naam is Roeland, ’k kleppe brand
En luide storm in Vlaanderland!
2.
Een bont verschiet schept ’t bronzen lied,
Prachtig weertoverd mij voor d’ogen.
Mijn ziel herkent het oude Gent.
’t Volk komt gewapend toegevlogen
’t Land is in nood, “Vrijheid of dood!”
De gilden komen aangetogen.
’k Zie Jan Hyoens, ’k zie d’Artevelden,
En stormend roept Roeland den helden,
Mijn naam is Roeland, ’k kleppe brand
En luide storm in Vlaanderland!
3.
O Heldentolk, o reuzenvolk,
O pracht en macht van vroeger dagen!
O bronzen lied, ’k wete uw bedied,
En ik versta ’t verwijtend klagen
Doch wees getroost: zie ’t oosten bloost
En Vlaandrens zonne gaat aan ’t dagen
Vlaandren die Leeuw! Tril oude toren,
En paar uw lied met onze koren,
Zing: “Ik ben Roeland, ’k kleppe brand
Luide triomf in Vlaanderland!”