Pintjedrinken P. 128



1.
In de Brugse catechismus
Staat te lezen kort en goed
Dat men spijzen al wie honger
En wie dorst heeft laven moet

R.
Pintje klinken, pintje drinken,
Jongens, wat een zaligheid!
Wij doen mede aan dat tweede
Werkje van barmhartigheid!
Schuimend biertje, wat pleziertje!
Bruine buik met witte kol
Kom Karleentje, tap nog eentje
Vul de glazen boordevol

2.
Ook ons Here in de bruiloft
Maakte ras van water wijn.
Spijtig dat wij toen te Kana
Niet aan tafel konden zijn.

3.
Als de kwezels water drinken
Lacht in d’hemel Sinte Pier,
Want de kost is daar voor eeuwig
Rijstepap met patersbier!