Ruiterslied P. 44

Dit lied wordt door de laatstejaarsstudenten gezongen bij hun afscheid als actief clublid. Ze hebben een vol glas bij de hand, dat ze tijdens het lied in drie slokken ledigen. Bij het zingen van 'scherven' wordt het lege glas aan diggelen gegooid, waarna het mete- of petekind de bodem van het glas aan de commilito overhandigt.

1.
De bange nacht is weeral om
We rijden stil, we rijden stom
We rijden ten verderve
Hoe koud waait toch de morgenwind
Weerdin, nu nog een glas gezwind
Voor 't sterven. (bis)

2.
Hoe staat het jonge gras nu groen
Maar bloeden zal het morgen doen
Mijn eigen bloed zal 't verven
De eerste slok, met 't zweerd in hand
Gedronken voor het vaderland
Voor 't sterven. (bis)

3.
De tweede slok van de edele wijn
Zal voor de heilige vrijheid zijn
Voor vrijheid, have en erve
De rest zij nog een huldeblijk
De laatst aan 't oud Romeinse rijk
Voor 't sterven. (bis)

3.
Voor 't liefken, maar mijn glas is uit
De spere blinkt, de kogel fluit
Draag aan, mijn kind, de scherven
Vooruit nu naar de laatste slag.
O, ruiterslust in vroege dag.
Te sterven. (bis)