Anne-Marieken P. 186



1.
Wel Anne-Marieken, waar gaat gij naar toe?
Wel Anne-Marieken, waar gaat gij naar toe?
'k Gane naar buiten al bij de studenten.
Hopsasa, falala, Anne-Marie!

2.
Wel Anne-Marieken, wat gaat gij daar doen?
Wel Anne-Marieken, wat gaat gij daar doen?
Haspen en spinnen, studentjes beminnen.
Hopsasa, falala, Anne-Marie!

3.
Wel Anne-Marieken, hebt gij er geen man?
Wel Anne-Marieken, hebt gij er geen man?
Heb ik geen man, ik krijge geen slagen.
Hopsasa, falala, Anne-Marie!

4.
Wel Anne-Marieken, hebt gij er geen kind?
Wel Anne-Marieken, hebt gij er geen kind?
Heb ik geen kind, ik moete niet zorgen.
Hopsasa, falala, Anne-Marie!

Vrije versie:
Wel Anne-Marieken, hebt gij dan geen lief?
Wel Anne-Marieken, hebt gij dan geen lief?
'k Heb er niet één, 'k heb er wel duizend.
Hopsasa, falala, Anne-Marie!

Wel Anne-Marieken, wat vraagt gij de sint?
Wel Anne-Marieken, wat vraagt gij de sint?
50 euro, gelijk elk een ander.
Hopsasa, falala, Anne-Marie!

Wel Anne-Marieken, bent gij dan geen hoer?
Wel Anne-Marieken, bent gij dan geen hoer?
Ben ik een hoer, dan zult gij betalen.
Hopsasa, falala, Anne-Marie!

Wel Anne-Marieken, doet gij aan SM?
Wel Anne-Marieken, doet gij aan SM?
Ik doe aan SM, het liefst tepelklemmen.
Hopsasa, falala, Anne-Marie!

Wel Anne-Marieken, doet gij aan anaal?
Wel Anne-Marieken, doet gij aan anaal?
't Is een gaatje gelijk elk een ander.
Hopsasa, falala, Anne-Marie!

Wel Anne-Marieken, hebt gij dan geen aids?
Wel Anne-Marieken, hebt gij dan geen aids?
Ja, ik heb aids, het is van uw vader.
Hopsasa, falala, Anne-Marie!