Vlaanderen P. 64



1.
’t Zijn weiden als wiegende zeeën,
Die groenen langs stroom en rivier.
Hier vredige dorpkens, daar steën
Die rijzen met torens vol zwier,
’t Zijn welige velden en wouden,
Of vlakten der heide vol rust.
O’k wil in mijn harte behouden
Die schoonheid, mijn oppersten lust.

R.
Voor Vlaanderen, Vlaanderen,
Trille mijn harte vol geestdrift en vuur.
Mijn land is het land van de stille,
De vreedzame brede natuur.

2.
Uit beelden en doeken en zangen,
Uit al wat een kunstenaar schiep,
Straalt gij, als met tover omhangen,
Zo innig gevoeld en zo diep.
Gij spiegelt den aard uwer kindren,
Gij vindt in hun werken U weer;
Hoe zou mijne liefde vermindren,
U minnen wil ik meer en meer!