Aan de schachten P. 110



1.
Tracht ’t kollegie te vergeten,
Schachten, en het dood Latijn,
Dat u nievers meer in Leuven
Kan van nut of dienste zijn.
Tracht ’t kollegie te vergeten
Maar onthoudt de wijze les:
“Numquam soli, semper tres” (bis).

2.
Leert de blijde vrijheid kennen,
Leuven, leven en genot!
Laat de domgeleerde blokkers
Zich begraven op hun kot!
Leert de blijde vrijheid kennen
En begrijpt de wijze les:
“Numquam soli, semper tres” (bis).

3.
Zingt en buldert ’s avonds late,
Staakt uw woelig tieren niet,
Tot de laatste en meeste slaper
Duizelachtig wakker schiet.
Zingt en buldert ’s avonds late
En begrijpt de wijze les:
“Numquam soli, semper tres” (bis).

4.
Tergt de grillige “pandoeren”,
Wijkt voor niemand en miskent
Al de zotte stipulatiën
Van ’t politiereglement.
Tergt de grillige “pandoeren”
En begrijpt de wijze les:
“Numquam soli, semper tres” (bis).

5.
Leve Leuven en de vreugde
Numquam soli, hard gevierd!
Geen pandoeren mogen rusten!
Nooit allene roept en tiert;
Want men bezingt slechts in juli,
Op ’t exaam de dwaze les:
“Semper soli, numquam tres” (bis).