Beiaardlied P. 59



1.
Dan mocht de beiaard spelen
Van al uw torentransen,
Dan mocht de grijsheid kwelen,
Dan mocht de jonkheid dansen. (bis)

2.
Dan schiept gij opgetogen
Tot prinsen, Vlaamse steden,
Die onder zegeboden
Op zegewagens reden. (bis)

3.
Dan liet gij uw rondelen
En kanten gevels glanzen,
Dan hield gij landjuwelen,
Dan vlocht gij lauwerkransen. (bis)

4.
Dan spreiddet gij voor d'ogen
Uw vrijheid, kunst en zeden,
Op allen mocht gij bogen,
Om allen werd g'aanbeden! (bis)