De boer had maar enen schoen P. 178



1.
De boer had maar enen schoen
Weinig genoeg, genoeg, genoeg
De boer had maar enen schoen: weinig genoeg
Een schoen zonder hak der an
De boer is geen edelman
Een schoen zonder hak der an
De boer die is geen edelman

2.
De boer had maar enen broek ...
Een broek zonder zak er in ...

3.
De boer had maar enen jas ...
Een jas zonder knoop der an ...

4.
De boer had maar enen kous ...
Een kous met een gat er in ...

5.
De boer had maar enen hemd ...
Een hemd zonder slip der an ...

6.
De boer had maar enen pet ...
Een pet zonder klep der an ...

7.
De boer had maar enen vrouw
Meer dan genoeg, genoeg, genoeg
De boer had maar enen vrouw: meer dan genoeg
Een vrouw met een kop der op
De boer had een reuzestrop
Een vrouw met een kop der op
De boer had een reuzestrop