Den Gentsen P. 125
1.
Met droge kelen, komt voor u kwelen
't Studentenheir van Gent
Als de Tieltse zonen, te gare komen
Zuipen ze zich gezond met bier
Brengt nu de glazen, gij roldersbazen
Aan uwen drogen mond
2.
De meisjes lonken, zo minnedronken
Hun ogen vol van gloed
We laten ons bekoren en zo gaarne storen
We zijn zo warm van bloed, Maria
Zoenen is geen zonde, kussen in de ronde
op haren roden mond
3.
De Gentse stee, in vreugd en vree
Heeft ons het hart bekoord
Als we eenmaal scheiden, leeft van vroeger tijden
Nog 't heimwee in ons voort. O jerum!
O Artevelde! O Leie en Schelde!
O Gents studentenoord!