Drie vrienden P. 122
1.
Drie vrienden, drie vrienden
Die gingen eens op zwier
Zij dronken geen water
Zij dronken bier.
R.
Een, twee, drij, luistert eens naar mij
Zij dronken geen water
Zij dronken bier
2.
Zij kozen een kafeke
Op ’t hoekske van de straat
Daar brandde een rood lichtje
Tot ’s avonds laat.
R.
Een, twee, drij, luistert eens naar mij
Daar brandde ...
3.
Madammeken en tapt er eens
Een goei pint bier
En roept er eens gauw
Uw schoon dochterken hier.
4.
Da bier da werd geschonken
En z’hemmen het gedronken
Maar ’t maske da kwam niet
Want ze had een groot verdriet.
5.
Heuren vrijer die had heur
Leed aangedaan
En heur op de koop toe
Op straat laten staan.
6.
Ze zijn er dan met drieën
Naar da kamerken gegaan
Ze spraken da maske
Zo vriendelijk aan.
7.
Den eerste die zei
Och schreeuw toch niet meer
Een kinneken kopen
Da doet toch geen zeer.
8.
Den tweede die zei
’k Hem toch zo ne kou
Schuif een beetje op
En ik leg me bij jou.
9.
Da maske da zei
Ge zijt gij niet goed
Gaat uit mijn bed
Of ik roep ons moe.
10.
Den derde die raakte
Heur zachtekens aan
Toen is er da maske
Al opgestaan.
11.
Ze zijn er dan getrouwd
Al op ne zaterdag
Terwijl er in ’t voituurke
Al een kinneke lag.
12.
Sa vrienden, sa vrienden
Voor ’t lest ne goeie raad
Drinkt toch geen bier
Als ge naar de maskes gaat.